Amsterdammers houden van historische grachtenpanden, maar niet van jaren-50 architectuur
O+S, het onderzoeksbureau van de gemeente Amsterdam, heeft een Excelbestand online gezet met een enorme hoeveelheid gegevens over Amsterdamse buurten. Bijvoorbeeld hoe mooi buurtbewoners de huizen in hun buurt vinden. De gemiddelde scores zijn te zien op de kaart hieronder.
Volgens buurtbewoners staan de mooiste huizen in de omgeving van de Leliegracht (gemiddeld een 8,7) in de Westelijke Grachtengordel. De lelijkste huizen zijn te vinden aan de rommelige randen van de stad, bijvoorbeeld rond de Weespertrekvaart in de buurt De Omval.
Het zal niet echt verbazen dat er een tamelijk sterke correlatie is tussen de waarde van woningen (woz) en hoe mooi ze zijn volgens buurtbewoners. Je kan dit op twee manieren uitleggen: ofwel Amsterdammers hebben een patserige smaak, ofwel mensen hebben veel geld over voor mooie woningen, waardoor de waarde van die woningen stijgt (waarschijnlijk een combinatie).
Toevallig was ik net een nieuw bestand van het CBS tegengekomen met gegevens over de bouwperiode van woningen per 4-cijferige postcode. Deze gegevens heb ik gekoppeld aan de gegevens van O+S (voor de haken en ogen zie hieronder, Methode). De scatterplot toont buurten op basis van het percentage woningen uit een bepaalde periode, en de beoordeling van de woningen.
Uit de gegevens kunnen verschillende conclusies worden getrokken:
- In buurten met een hoog aandeel historische woningen (van voor 1906) vinden bewoners de woningen vaak mooi;
- Andersom geldt voor buurten met veel naoorlogse woningen (1945 - 1960), zoals de westelijke tuinsteden, dat buurtbewoners lage cijfers geven voor het uiterlijk van de woningen;
- En architectuur van na 2011 lijkt ook niet zo populair te zijn.
In eerste instantie was ik teleurgesteld in mijn stadsgenoten. Vooral hierom:
- Ze lijken niet veel waardering te hebben voor de architectuur van de Amsterdamse School, die grotendeels samenvalt met de periode 1906 - 1930 (anders zou er een positieve correlatie zijn geweest tussen de beoordeling en het percentage woningen uit deze periode);
- Aan de andere kant lijken ze zich niet te realiseren hoe lelijk veel architectuur uit de jaren tachtig is (anders zou je een negatieve correlatie verwachten tussen de beoordeling en het percentage woningen uit de jaren tachtig).
Maar als je wat dieper in de gegevens duikt dan blijkt het nog wel enigszins mee te vallen. Voor sommige buurten zijn gegevens beschikbaar op een meer gedetailleerd niveau dan het niveau dat ik in mijn analyse heb gebruikt.
Voor wat betreft de Amsterdamse school: een tamelijk sensationeel voorbeeld is de Tellegenbuurt in de Diamantbuurt, die een middelmatige 7 krijgt (net boven de mediaan 6,9). Maar uit de meer gedetailleerde gegevens blijkt dat tenminste het westelijke deel van de Tellegenbuurt een iets betere score van 7,4 krijgt. Het zelfde geldt voor het standaardvoorbeeld van de Amsterdamse School, het Schip. Dit ligt in de Spaarndammer- en Zeeheldenbuurt, waar bewoners de huizen een 6,9 geven, maar in de westelijke delen van de Spaarndammerbuurt is dat een 7,5.
Ik blijf erbij dat Amsterdammers de periode 1906 - 1930 onderwaarderen, maar op z’n minst lijken ze wel enige waardering te tonen voor de bekendste hoogtepunten van de Amsterdamse School.
Wat de jaren tachtig betreft: dit was een periode van stadsvernieuwing. Het leverde saaie huizenblokken op in buurten die er verder prima uitzien, zoals de Dapperbuurt, de Oostelijke Eilanden en de oostelijke delen van de Indische Buurt. Deze mix verklaart misschien waarom deze buurten niet altijd extreem lage cijfers krijgen.
Methode
De beoordelingen van huizen zijn ontleend aan een enquête uit 2013 waarin bewoners is gevraagd: «Hoe beoordeelt u de woningen in uw buurt? (1=zeer lelijk, 10 =zeer mooi)». Het O+S-bestand met deze beoordelingen is hier te vinden en het CBS-bestand met de bouwperiodes hier.
De grootste uitdaging was om de bestanden aan elkaar te koppelen. Gelukkig bleek dat het CBS ook een bestand heeft met buurtgegevens waarin ook de meestvoorkomende postcode (4 cijfers) is opgenomen (plus een variabele over het percentage woningen dat de betreffende postcode heeft). De link tussen postcode en buurt is imperfect maar niet eens zo heel slecht. Zo geldt voor 57 van de 97 buurten in mijn analyse dat meer dan 90% van de huizen onder de betreffende postcode valt.
Enigszins verassend blijkt dat de spelling van buurtnamen bij O+S in enkele gevallen afwijkt van die van het CBS (waarom ?!). Bijvoorbeeld Bijlmer oost (e,g,k) versus Bijlmer-Oost (E, G, K). Ik heb een aparte tabel gemaakt om de verschillende spellingen aan elkaar te koppelen.
Ik heb R gebruikt om de bestanden aan elkaar te koppelen en om de correlaties te berekenen tussen het aandeel woningen uit een bepaalde periode en de beoordeling van die woningen (code op Github). Het zou niet realistisch zijn om al te sterke correlaties te verwachten: ten eerste zal het aandeel woningen uit een bepaalde periode op z’n best slechts één van de vele factoren zijn die bepalen hoe mooi mensen de woningen in hun buurt vinden, en ten tweede vanwege de noise die is veroorzaakt door de imperfecte koppeling tussen buurt en postcode.
De sterkste correlatie was er voor de periode 1906 - 1930 (.51). Voor 1945 - 1960 was de correlatie -.32 en voor de periode na 2011 -.39. Voor de jaren zestig was er een nog zwakkere, maar op zich wel statistisch significante correlatie van -.22.
Aanvankelijk heb ik een kaart gemaakt met Qgis, maar ik realiseerde me dat enige interactiviteit eigenlijk wel op z’n plaats was. Ik heb een nieuwe versie gemaakt met Leaflet en D3, waarbij ik deze handleiding heb gebruikt om de basics te leren van Leaflet en het combineren van Leaflet met D3. Het aanvankelijke resultaat zag er niet uit, maar met de zwart-witte tiles van Stamen (beter dan OSM black and white) ziet het er al beter uit (waarschijnlijk zal een combinatie van kaart met choropleth er altijd een beetje viezig uitzien).