Rijwiel, fiets of machine

3 juli 2015

In april verscheen Ons stalen ros, een boek over de vroege geschiedenis van de fiets in Nederland. De auteurs besteden kort aandacht aan de woorden waarmee de fiets werd aangeduid:

De overheid sprak van een rijwiel, fabrikanten en verkopers van «machines» en «safeties» en bij gebruikers kwam op een gegeven moment het echt Nederlandse woord fiets (of soms viets) in zwang.

Zelf ben ik enthousiast over de term machine, die associaties oproept met het futurisme (ik wilde deze afbeelding als illustratie gebruiken, maar er zit auteursrecht op tot 2027). De term machine is ook verbonden met betekenis van de fiets voor de vrouwenemancipatie: een Amerikaanse feministe noemde de fiets «freedom machine».

Maar wanneer gebruikten Nederlanders de term machine in de betekenis fiets? In zijn boek Fiets! meldt Ewoud Sanders dat het woord machine al zeker vanaf 1880 populair was (hij voegt daaraan toe dat er ook werd gesproken van toer- en renmachines, wat de term nog meer allure geeft). Hij citeert een taalkundige die in 1911 schreef:

Ieder die ouder dan 35 jaar is, heeft gezegd of horen zeggen: vélocipède, vélo, safety, bicycle, rijwiel, kar, machine, fiets, en kent ongeveer de gebruikssfeer die deze woorden hadden of hebben. Maar wie zou, zelfs bij benadering, data durven vaststellen, zonder veel naslaan en navragen?

Om meer te weten te komen ben ik in het historische krantenarchief Delpher gedoken. Als eerste heb ik gekeken naar artikelen waarin de termen velocipede, rijwiel en fiets voorkomen (deze methode heeft natuurlijk beperkingen die ik hieronder bespreek, onder het kopje Methode).

De term velocipede werd gebruikt in de tweede helft van de 19e eeuw. Zowel fiets als rijwiel kwamen na de jaren 1880 vaker voor. De term rijwiel raakte na de Tweede Wereldoorlog in onbruik, terwijl het gebruik van de term fiets bleef groeien.

Een vergelijkbare analyse van advertenties levert een iets ander patroon op.

De term rijwiel werd vaker gebruikt en bleef langer populair in advertenties dan in artikelen. Misschien komt dit doordat verschillende fietsfabrieken de term rijwiel in hun naam hadden. Verder is er een intrigerende piek in het gebruik van de termen rijwiel en vooral fiets in de jaren veertig. Zou dit te maken hebben met de oorlog?

Inderdaad, de piek deed zich voor tijdens de eerste jaren van de Duitse bezetting. Een mogelijke verklaring kan worden gevonden in de Fietsrepubliek van Pete Jordan. Hij legt uit dat de Duitse bezetters meteen de benzinevoorraden plunderden, met als gevolg: «Binnen enkele dagen na de capitulatie gingen zoveel autobezitters over op de fiets, dat de inkomsten van fietsenwinkels meer dan verdubbeld werden, en de orders van de fietsfabrieken ‘fantastisch hoog’ opliepen».

Maar terug naar het woord machine. Het heeft natuurlijk geen zin om te tellen hoe vaak deze term voorkomt in artikelen en advertenties, want in de meeste gevallen zal dit niets met fietsen te maken hebben. Om dit op te lossen heb ik gekeken naar artikelen en advertenties waarin de term machine voorkomt in combinatie met fiets of rijwiel. Geen perfecte oplossing, maar laten we kijken wat het oplevert.

De resultaten suggereren dat het gebruik van de term machine in de betekenis van fiets zijn toppunt bereikte in de jaren 1890 in artikelen en de jaren 1900 in advertenties (ik vermoed dat het kleinere piekje in de jaren zestig het gevolg is van ruis). Een vroeg voorbeeld is deze advertentie uit 1885 van een Alphenaar die zijn vélocipède van de hand doet omdat hij een lagere machine heeft aangeschaft.

Tegenwoordig wordt de term machine vaak geassocieerd met dingen die op brandstof of electriciteit lopen (in het Italiaans betekent macchina zelfs gewoon auto). Maar er is geen reden waarom dat zo zou moeten blijven. Wikipedia definieert een machine als een «apparaat opgebouwd uit een frame, een aandrijvingsmechanisme en overige specifieke onderdelen. Het is een mechanisme dat een vorm van beweging of energie in een andere vorm van beweging of energie kan omzetten».

Dat klinkt als een beschrijving van een fiets. Fietsers, laten we de term machine weer opeisen. Niet in plaats van fiets, natuurlijk, maar als aanvulling.

Methode

Ik heb gebruik gemaakt van de Delpher website om het archief van Nederlandse kranten te doorzoeken dat ongeveer 10% van de publicaties tussen 1618 en 1995 claimt te bevatten. De selectiecriteria voor opname van publicaties in de database kunnen van invloed zijn op de resultaten. Verder zijn gescande kranten ge-OCR’d en dit gaat niet helemaal foutloos. Publicaties waarin de term machine wordt gebruikt in de betekenis fiets heb ik proberen te selecteren door te zoeken naar publicaties waarin de term machine voorkomt in combinatie met rijwiel of fiets. Uiteraard is dit ook niet foutvrij: een verkoper kan bijvoorbeeld zowel fietsen als naaimachines te koop aanbieden. Aanvankelijk was er een merkwaardige piek in de combinaties van rijwiel en machine in de jaren zestig. Dit bleek te maken te hebben met een rubriek Beurs van Amsterdam waarin beide termen los van elkaar voorkwamen, dus die rubriek heb ik weggefilterd.

De boeken waar ik naar verwijs zijn:
Kaspar Hanenbergh en Michiel Röben (2015), Ons stalen ros: Nederland wordt een land van fietsers. 1820 tot 1920. Uitgeverij Ons stalen ros.
Pete Jordan (2013), De fietsrepubiek. Podium.
Ewoud Sanders (1997), Fiets! De geschiedenis van een vulgair jongenswoord. Sdu / Standaard Uitgeverij.

Update - Reinier Asscheman vroeg naar de term tweewieler. Er was een kleine piek in de jaren 1880 (advertenties) en 1890 (artikelen). In de tweede helft van de 20e eeuw nam het gebruik van deze term weer toe. Op het hoogste niveau was er nog altijd slechts één vermelding op elke zeven vermeldingen van het woord fiets in advertenties en één op dertig in artikelen.

3 juli 2015 | Categoriën: data, fiets | English