De kiezersrevolte in Amsterdam

8 april 2018

Veel Amsterdammers hebben op nieuwe partijen gestemd op 21 maart. Het kaartje hieronder laat zien wat voor gevolgen dat had voor de partijen die al in de raad vertegenwoordigd waren. Rode cirkels zijn stembureaus waar de gevestigde partijen verlies leden; de zeldzame groene cirkels laten zien waar ze juist hebben gewonnen. De grootte van de cirkels correspondeert met het aantal procentpunt winst of verlies.

Bijna overal hebben de gevestigde partijen verloren, maar in Centrum en Zuid bleef het verlies beperkt. De kiezersrevolte was het grootst in Nieuw-West, Noord en Zuidoost, gevolgd door delen van West en Oost. Op sommige stembureaus daalde de steun voor de bestaande partijen met 15 tot ruim 30 procentpunt, met een uitschieter naar 43 procentpunt.

Het succes van de nieuwe partijen is in verband gebracht met etnische achtergrond, maar er is ook een sociaal-economische component. De grafiek hieronder laat dat zien. Hier gaat het om resultaten op wijkniveau. Het aandeel van nieuwe partijen (hier gemakshalve opgevat als DENK, FvD, BIJ1 plus ChristenUnie) is groter dan het verlies van oude partijen, omdat de nieuwe partijen ook stemmen hebben gewonnen van partijen die vier jaar geleden de raad niet hebben gehaald.

De nieuwe partijen hebben vooral stemmen gekregen in de minder rijke wijken van Amsterdam, afgemeten aan de gemiddelde woningwaarde. Partijen als VVD en D66 hebben hier niet zoveel last van; die hebben hun aanhang vooral in de rijkere delen van de stad. Voor PvdA en SP ligt dat anders. De grafiek hieronder laat zien wat er met hun aanhang is gebeurd. De grijze cirkels hebben betrekking op 2014; de rode op 2017/2018 (de schaal op de y-as is niet helemaal hetzelfde als hierboven).

In de eerste plaats valt op dat de meeste cirkels naar rechts zijn geschoven: woningen zijn de afgelopen jaren (veel) meer waard geworden. Dit effect is door de bank genomen wat sterker in de rijkere wijken, waardoor het verschil tussen rijke en arme wijken toeneemt.

In 2014 hadden PvdA en SP veel steun in de minder rijke buurten, maar juist daar hebben ze op 21 maart verlies geleden. Inmiddels is hun steun hier nauwelijks nog groter dan in de rijkere buurten. Dit effect is het sterkste bij de PvdA (bij andere linkse partijen als GroenLinks is dit effect niet te zien).

De afgelopen jaren is er toenemende aandacht voor de tweedeling (of driedeling) in Amsterdam. De verkiezingsuitslag van 21 maart kan worden gezien als een uitdrukking van deze ongelijkheid: in de minder rijke wijken buiten het centrum verloren de gevestigde partijen veel stemmen. Nieuwe partijen boekten daar winst.

Winnaar GroenLinks heeft ervoor gekozen om deze nieuwe partijen niet uit te nodigen voor de coalitiebesprekingen. Daar is op zich niets mis mee. Ondertussen zal het nieuwe stadsbestuur wel met een geloofwaardig antwoord moeten komen op de ongelijkheid in de stad. Voor GroenLinks was dit overigens al een speerpunt.

Methode

De uitslagen per stembureau zijn afkomstig van OIS (2014, 2018). Coördinaten van stembureaus zijn grotendeels ontleend aan Open State. Iets om mee op te passen is dat stembureaus uit 2014 niet altijd overenkomen met stembureaus uit 2018, ook al hebben ze hetzelfde nummer. Dit betekent dat een deel van de stembureaus niet kan worden gebruikt bij een vergelijking tussen 2014 en 2018. Waar dit wel het geval is, weet ik niet zeker of altijd precies dezelfde kiezers zijn opgeroepen. Woningwaarde is ontleend aan de Kerncijfers wijken en buurten van het CBS. Wijken zijn gebaseerd op de huidige indeling (zie hier hoe de huidige wijken kunnen worden gekoppeld aan buurten van voor 2016).

8 april 2018 | Categoriën: amsterdam, data | English